- opmaken
- {{opmaken}}{{/term}}I 〈overgankelijk werkwoord〉1 [opeten] manger2 [in orde brengen; rangschikken] arranger ⇒ 〈stoffen〉apprêter3 [make-up aanbrengen] maquiller4 [m.b.t. geld] dépenser5 [uitrekenen] faire6 [samenstellen] dresser7 [drukwezen]mettre en pages8 [+ uit][concluderen] conclure (de)9 [Algemeen Zuid-Nederlands][opstoken] monter (contre)♦voorbeelden:2 het bed opmaken • faire le littaarten opmaken • décorer des gâteaux3 zich opmaken • se maquiller5 de rekening opmaken • faire le compte7 opgemaakte pagina's • des pages montées8 ik kan er niet uit opmaken (dat) • je ne peux pas en déduire (que)II 〈wederkerend werkwoord; zich opmaken〉1 [+ om, voor][zich gereedmaken] s'apprêter (à)
Deens-Russisch woordenboek. 2015.